Kerst. Juliane had haar drie broers en vriendin uitgenodigd. Wat was ze geschrokken toen ze de deur voor Mies opendeed. Tenminste, dat had Philip gedaan. En toen had hij haar geroepen. Zo van ‘Juliane!’ terwijl hij haar altijd ‘Julia’ noemde. Er moest wat aan de hand zijn, wilde hij haar bij haar zo noemen. Ze had zich gesneld naar de voordeur en daar stond Mies. Met kort haar. En permanent. Ze had een plant vast  – ze hield meer van bloemen en dat wist Mies best – die haast slordig in haar handen geduwd werd met de woorden ‘Een soort geranium.’ Dat betwijfelde ze. Of het een geranium was. Maar het ergste was de onaangekondigde gast. Een modern gehoornde bril. Hij stond daar zo nonchalant, alsof het vanzelfsprekend was ergens zomaar het kerstdiner te nuttigen. Nou ja, het was tenslotte kerst, van de vrede op aarde, maar ze had het niet kunnen waarderen. Vooral die uitdagende blik van Mies niet. ‘Jarreld,’ heette hij. Precies een naam voor dat soort mannen. Zo onbetrouwbaar en populair als alle andere heren waar Mies mee had gescharreld. En dat voor haar leeftijd.
Nam dan haar broers. Ergens had ze altijd gehoopt dat Geert, Fredrik of Hugo Mies zou huwen. Maar die gedachte was dwaas. Ze mocht zich gelukkig prijzen dat Mies niet een vaste plaats in de familie had. De uitnodiging was dan ook meer een jarenlange gewoonte geweest, vriendinnen waren ze al lang niet meer. Dat kapsel was ook vast een gevolg van de omgang met mannen als Jarreld.
Hij zat constant opmerkingen te maken die niemand op prijs kon stellen. Alleen Mies met haar dwaze gelach. Wat was ze dan trots op Philip met zijn nieuwe bretels.
Juliane speelde met haar servetring en glimlachte. Ach, toe. Het was tenslotte kerst. Van vrede op aarde.

1 opmerking: